Het is begin april en het voorjaar is losgebarsten. Bloeiende bomen, krokussen en beginnende tulpen begeleiden mij op weg naar het huis van Ida Westra. Na een klopje op het raam, waar ik Ida in de kamer aan de tafel zie zitten, wordt de deur opengedaan. Ik kom in een kamer die een kruising is tussen een huiskamer en atelier. Heel uitnodigend om lekker te zitten en tegelijkertijd uitnodigend om iets te gaan maken. Of het nu met stof, papier, karton, garen, verf of noem maar op is: het kan allemaal in deze kamer.
Nou, Ida, hier kun je lekker werken.
Ik was bezig met de winterfair. Dat weet je misschien wel, maar daar zijn wij al maanden mee bezig. Om de veertien dagen zijn wij met een groepje vrouwen in De Doarpskeamer bezig om spullen te maken voor de winterfair. De opbrengst is voor De Doarpskeamer en het wordt elk jaar ietsje meer.
Heb jij de creativiteit van huis uit meegekregen? Waren jouw ouders creatief?
Nee, ik heb geen ouders gehad zoals de meeste mensen. Wie mijn vader is weet ik niet. Mijn moeder werd ongehuwd zwanger toen ze 27 jaar was. Ik ben bij mijn oma opgegroeid in Sneek. Mijn moeder beviel van mij in de Sint Paula Stichting in Utrecht.
De Sint Paula Stichting was een opvanghuis, tijdelijk, voor ongehuwde moeders met een katholieke achtergrond. Zij konden hier bevallen en konden, of soms werden ze gedwongen, om hun kind daar achter te laten ter adoptie. Dit opvanghuis heeft in deze vorm tot 1966 bestaan. Vanaf 1972 kwamen er steeds vaker vrouwen die slachtoffer waren van huiselijk geweld. In 1998 fuseerde de Stichting met twee Blijf van mijn lijf huizen. |
Mijn moeder had een baan in de lunchroom van V&D en moest met het openbaar vervoer naar Leeuwarden en weer terug. Ik lag nog in bed als ze weg moest en lag er al weer in als ze thuis kwam. En een vader miste ik niet. Ik zag wel bij andere kinderen dat er een vader was. Maar ik dacht er gewoon niet over na. Wat je niet hebt mis je niet. Het was gewoon zoals het was.
Mijn oma en mijn moeder waren wel afstandelijk. Er werd goed voor mij gezorgd; ik kreeg goed eten en ik werd goed gekleed maar een lekkere knuffel zat er niet in.
Je bent helemaal opgegroeid bij jouw oma in Sneek?
Nee, mijn moeder trouwde toen ik bijna 7 jaar was. Maanden eerder werk ik “opeens”geplaatst bij andere mensen omdat mijn oma langdurig in het ziekenhuis terecht kwam. Ik werd geplaatst bij een man die bij zijn moeder en zijn broer woonde. Deze man werd mijn stiefvader. Zij woonden op het kerkhof. Voor mij was het toen ook “het was gewoon zoals het was”. Na schooltijd kreeg ik een overal aan en klompen en hup buiten spelen. We hadden geen speelgoed maar er was altijd wel hout, touw, spijkers om iets van te maken. En ik klom in bomen en maakte hutten met andere kinderen.
Ik weet nog wel goed dat een man een keer zei “ook al leg je hier 100.000 gulden neer, ik kom het niet halen”. Ik snapte dat niet maar ja…het kerkhof. Met het huwelijk erkende mijn stiefvader mij als zijn biologische kind; ik heb nu juridisch wel een vader. Mijn ouders kregen samen nog twee kinderen, een jongen en een meisje. Maar er zit wel een groot leeftijdsverschil tussen mij en mijn broer en zus. Zij waren nog jong toen ik al op kamers ging in Groningen voor een studie.
Kijk je met een goed gevoel terug op de tijd met jouw moeder, een vader en broer en zus?
Mijn moeder moest stoppen met werken omdat zij trouwde. Mijn vader werkte maar had last van epilepsie en voordat hij een aanval kreeg liet hij “bijzonder” gedrag zien. Dat maakte het niet echt fijn thuis.
Maar op kamer in Groningen? Je ouders lieten je wel doorleren?
Ja hoor, ik heb eerst de MULO B gedaan met handelsrekenen. Dus ik had ook een middenstandsdiploma. Aan de lagere school en MULO tijd heb ik geen goede herinneringen. Ik werd geplaagd omdat ik op het kerkhof woonde. Geen fijne tijd. Na de MULO ging ik naar de HAVO. Aan het eind van HAVO 4 kreeg ik stemklachten; ik had een verlamming aan de stembanden. Ik heb jaren niet kunnen praten.
Niet kunnen praten? Ida, wat vreselijk voor een jong iemand!
Dat was het ook. En ik werd er ook mee geplaagd. Ik heb wel een keer een jongen die mij erg plaagde beetgepakt en op zijn bank “neer gekwakt”. Iedereen was stil en daarna liep die jongen met een grote boog om mij heen.
Hoe ging dat met mondelinge examens als je niet kon praten?
Iedereen zocht een oplossing en improviserend kwam ik door de mondelinge tentamens. Ik kreeg mijn einddiploma en ben toen naar de HEAO gegaan in Groningen. Dat was toen echt nog wel een opleiding waar vooral jongens naar toe gingen. Er waren 600 studenten waaronder 4 meisjes.
Hoe ging het met je stemklachten?
Dat ging langzamerhand beter. Ik kon steeds vaker en langer praten. Maar ik zat meer in het UMCG dan op school. Ik moest de HEAO afbreken en ging weer naar Sneek. Ik was in Sneek actief in Jongens- en meisjes stad. Dat is wat hier de Spiekerspulwike is, in Sneek duurde dit langer nl. twee weken. Op een bepaald moment toen ik daar bezig was zeiden ze “er zijn twee mannen bij jouw thuis, die willen met je spreken”. Dat bleken twee mannen van gemeentewerken te zijn. Zij boden mij een baan aan. Deze heb ik aangenomen en dus ging ik als administratieve kracht aan het werk. Ik deed de administratie van woningbouw, grondbedrijf, gemeentewerken, zwembad, gemeentelijke reiniging en van het gezinsvervangende tehuis Kruizebroederhof. In die periode volgende ik een avondstudie: PD, MBA en later nog SPD. Deze laatste opleiding volgende ik deels in Den Haag.
Den Haag? Waarom in Den Haag?
Ik solliciteerde op een baan bij het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Zij zochten een buitendienstmedewerker voor de drie noordelijke provincies en dat leek mij wel wat. Deze baan was echter al verzegd maar zij wilden mij wel graag hebben op het kantoor in Voorburg. Vandaar dat ik in Den Haag terecht kwam. Op 30 april 1980, de Kroningsdag van Beatrix, moest ik verhuizen want op 1 mei kon ik beginnen.
Had je toen al huisvesting?
Ja, via een bedrijf kreeg ik twee adressen. Een was bij een man alleen, daar had ik geen zin in. De ander was in een soort woongroep; ik kwam door de ballotagecommissie en kon er gaan wonen. Dat was wel bijzonder. Het was een stichting die het huis huurde. Deze stichting had ook een kokkin in dienst. Elke dag om 17.55 ging de gong, dan moest je aan tafel komen. De gong ging nog een keer om 17.59 en om 18.00 uur precies kwam het eten op tafel.
Dat is bijzonder. Wel een mooie manier om mensen te leren kennen en gemakkelijk als je werkt.
Dat was het ook. Er woonde van alles: een bioloog, een concertzangeres, een museumfotograaf. Maar in het weekend moesten we zelf koken hoor. Ik werd penningmeester van de Stichting. Al vrij snel werd de stichting een vereniging en hebben we met elkaar het pand gekocht. Ik heb er gewoond van 1980 tot 1985 toen is het pand verkocht en kregen we allemaal een sommetje geld zodat we iets voor ons zelf konden kopen. In deze periode heb ik Ella leren kennen; we hebben tot 2003 een relatie gehad. Wij kochten een woning in het Statenkwartier. Een bovenwoning en later ook de benedenwoning. Ik heb daar zoveel geklust. Ik heb daar zelf een keuken ontworpen en gemaakt. En later in Duitsland opnieuw, maar toen o.a. een beukenhouten keuken.
De uitspraak van Pippie Langkous “ik heb het nog nooit gedaan dus ik denk wel dat ik het kan” past wel bij je hè. Werkte je nog steeds bij het CBS?
Nee hoor, ik had inmiddels gesolliciteerd met de IJshockeybond als administrateur. Maar op een gegeven moment gebeurde daar zaken waar ik niets mee te maken wilde hebben. Ik heb toen gesolliciteerd bij het Ministerie VROM; Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (bestaat nu niet meer). Ik heb daar 17 jaren gewerkt. Inmiddels had ik via avondopleidingen mij verder ontwikkeld en was ik accountant. Eind 1998 kreeg ik ernstige RSI klachten. Dat was toen heel nieuw, ze wisten nog niet precies wat het was. Ik kon niets meer vastpakken met mijn hand. Geen pen, geen kopje helemaal niets. En ik had pijn. Dan toch maar weer aan het werk na 8 maanden. Dat ging even goed en dan was ik er weer 5 maanden uit. Mijn vertrouwde therapeut was verhuisd naar Duitsland. Ik ben naar Duitsland gegaan om mij daar te laten behandelen. Tijdens één van deze verblijven kreeg ik een telefoontje van Ella dat ze bij mij wegging. Dat was wel even rauw op het dak maar uiteindelijke voelde het wel als een bevrijding.
We praten even door over grenzen aangeven en hoe belangrijk dat is. Ida heeft dat deels geleerd in de periode dat ze niet kon praten. Als je te lang over jouw grenzen laat gaan, dan kun je op enig moment “ontploffen”.
Hoe ging het toen verder? Huis in Den Haag? Baan?
Inmiddels was ik twee jaar ziek en kreeg ik ontslag bij VROM. Het huis in Den Haag werd verkocht en ik trok in bij het woongroepje van de therapeut in Duitsland. In september 2003 heb ik met een aantal mensen een boerderij gekocht in Duitsland. Het pand lag in het buitengebied van Kleef; uitzicht op de Rijn en op Emmerich. De mensen met wie ik de boerderij had gekocht wilden een geitenboerderij beginnen. Geitenboer zijn viel toch wel tegen. Deze mensen heb ik uitgekocht en vanaf dat moment heb ik steeds wel tijdelijke inwoning gehad. Het was een groot huis dus dat kon prima.
Wat deed je toen: geen baan, hoe kwam je de dag door.
Ach, de RSI was natuurlijk heel naar maar aan de andere kant een geschenk.
Een geschenk? Dat snap ik niet.
Omdat ik beperkingen had, mijn baan kwijt was moest ik op zoek naar wat IK nu echt wilde en wat IK kon. Er was een grote boomgaard met pruimen, appels, peren; noem maar op. Ik ben dus o.a. jam gaan maken, taarten gaan bakken en uiteindelijk zelfs zeepjes en badbruisballen. Ik volgde een cursus etherische oliën en edelstenen. En ik stapte in de organisatie van Flevovuur; dat hield mij wel bezig.
Flevovuur is een lowbudget kampeerweekend voor lesbische en biseksuele vrouwen dat elk jaar wordt gehouden. |
Hoelang heb je in Duitsland gewoond?
Ik heb 13 jaar in Duitsland gewoond. Mijn laatste huisgenoot ging terug naar Nederland. Ik heb toen goed nagedacht of ik weer inwoning wilde en of ik daar de energie nog voor had. Het pand was groot en er was 3,5 hectare grond bij. Dat is heel veel. Ik heb de knoop doorgehakt en het pand verkocht. Dat was in mei 2016. Toen moest ik op zoek naar een plek om te wonen.
En dat werd dus Akkrum. Waarom Akkrum?
Een goede vriendin van mij, Mieke, woonde in Aldeboarn met haar man. Ik ken Mieke al 67 jaar; ze woonde in Sneek bij mij “om de hoek” en we speelden met elkaar. We zijn elkaar nooit uit het oog verloren. Dus in de buurt van Aldeboarn leek mij wel wat. Toen ik dit huis in Akkrum zag wist ik meteen dat dit het was. Ik was de ruimte gewend en wilde niet opgesloten zitten. Dit huis kijkt uit over een weiland dus dit was het. En ik heb er geen moment spijt van gehad.
Voel je je thuis in Akkrum?
Ja, helemaal. Ik ben hier in juli 2016 komen wonen. Eerst wennen natuurlijk maar toen kwam Meet me at the fountain. Ik heb mij opgegeven als vrijwilliger en kwam in de bouwgroep terecht. De twee lantaarnpalen en de klok heb ik gemaakt. Zo leuk was dat en toen kwam van het één het ander. Via de Doarpskeamer heb ik mensen leren kennen en ben ik tot op de dag van de vandaag best heel actief. Mijn eerste workshop was het maken van vilten engelen en daarna heb ik van alles wel gegeven en gedaan. Bij het vogeltjes project heb ik 825 vogeltjes gemaakt.
Dus je blijft nog wel even?
Ik heb mijn beperkingen: een slecht hart en een onwillige knie. Maar Akkrum is wel mijn thuis geworden.
Om twee uur stapte ik bij Ida naar binnen en om half vijf stapte ik de lentedag weer in. Ida heeft geen gemakkelijke jeugd gehad maar met de houding “dit is wat het is” heeft ze wel haar eigen pad gelopen. En nu met Jelly, Jeltsje en Ina, het gezicht en de motor van de winterfair van De Doarpskeamer.